RASP BLIPMAP Voorspelling

Parameters en Beschrijving

RASP = Regional Atmospheric Soaring Predictions
BLIPMAP = Boundary Layer Information Prediction MAP

Opmerking: De grenslaag (Boundary Layer, BL) is het deel van de atmosfeer dat direct aan het aardoppervlak grenst en waarin de lucht wordt gemengd door thermiek of windscheringswervelingen. Dit is het gebied waar zweef-, delta- en schermvliegers normaal vliegen. Het RASP BLIPMAP model is ontwikkeld door Dr. John W. (Jack) Glendening en is een op deze vliegers toegesneden WRF model. Dit is de Nederlandse vertaling van het Engelse origineel en een Duitse vertaling.

Voor de meeste voorspellingen zijn maar enkele van de onderstaande parameters nodig. Voor wie RASP BLIPMAP nieuw is zou eerst de basis parameters moeten lezen. Hierin worden de belangrijkste parameters voor het voorspellen van thermische vliegcondities geïntroduceerd.


Thermiek parameters:
Temperatuur (Surface Temperature, sfctemp)                 
De temperatuur op 2 meter boven de grond in graden Celcius. Een vergelijking met de door de weerstations gemeten temperatuur geeft een indicatie van de modelnauwkeurigheid. Als de werkelijk gemeten temperaturen bijvoorbeeld beduidend lager zijn dan de modelwaarden, dan zullen de thermische omstandigheden slechter zijn dan voorspeld. Deze parameter wordt direct verkregen uit de WRF berekening en niet uit de BLIPMAP berekening.
Absolute zonne-instraling (Surface Sun, sfcsun)                 
De hoeveelheid zonne-instraling die de grond bereikt in W/m2. Schommelingen in deze hoeveelheid worden veroorzaakt door de verschillende soorten vooral hogere bewolking. Een deel van deze straling wordt in de grond omgezet in stralingshitte, die de lucht bij de grond verwarmt en zo voor thermiek zorgt (vergelijkbaar met de “Warmte-overdracht bodem/lucht”). Deze parameter wordt direct verkregen uit de WRF berekening en niet uit de BLIPMAP berekening.
Relatieve zonne-instraling (Normalized Surface Sun, sfcsunpct)                 
De relatieve zonne-instraling is de “Absolute zonne-instraling” in verhouding tot de maximaal mogelijke zonne-instraling (zonder wolken en waterdamp) in %. Dit geeft een indicatie van de wolkenbedekkingsgraad, ofwel waar wolken het zonlicht beperken om de grond te bereiken. Het geeft weer waar uitgebreidere, ook hogere, bewolking voorkomt en waar de zon constant de grond bereikt. Goede condities komen voor daar waar gebieden met een relatieve zonne-instraling van 100% en een hoge cumulus wolkenbasis (zie "Cumulus met wolkenbasis AMSL") elkaar overlappen.
Warmte-overdracht bodem/lucht (Surface Heating, sfcshf)                 
De hoeveelheid warmte die de bodem, opgewarmd door zonne-instraling, overdraagt aan de lucht in W/m2. Door dit deel van de zonne-instraling die, in de bodem wordt omgezet in warmtestraling en, de lucht nabij de grond verwarmt ontstaan thermiekbellen. Deze hoeveelheid overgedragen warmte en de “Hoogte van de grenslaag AGL” bepalen in belangrijke mate de “Thermieksterkte zonder eigen dalen”. Deze parameter wordt direct verkregen uit de WRF berekening en niet uit de BLIPMAP berekening. Meer informatie
Hoogte van de grenslaag AMSL (Height of Boundary Layer Top, hbl)                 
De hoogte van de grenslaag boven zeeniveau in meters. Dit is de bovengrens van de luchtlaag die wordt gemengd door thermiek of (verticale) windschering. Deze parameter wordt ook de “Thermiekhoogte zonder eigen dalen AMSL” genoemd. Het model berekent deze hoogte door met blauwe thermiek, dus zonder wolken en de daarmee verbonden condensatieprocessen. Deze hoogte is daarom die hoogte tot waar een thermiekbel onder de lokaal heersende atmosferische omstandigheden droogadiabatisch kan opstijgen. Voor de thermische convectie is dit de gemiddelde bovenkant van een droge thermiekbel. Thermiekvliegers kunnen deze maximum hoogte van de grenslaag als gevolg van het eigen dalen niet volledig gebruiken. De droge thermiekhoogte zal daarom in de praktijk lager zijn (zie “Bruikbare (droge) thermiekhoogte”). Als er zich cumulus wolken vormen dan zal in de praktijk de thermiekhoogte hoger zijn. Door de condensatieprocessen komt dan energie vrij waardoor thermiekbellen verder kunnen stijgen, het zogenaamde zuigeffect van wolken. De thermiekhoogte wordt in dit geval beperkt door de hoogte van de wolkenbasis (zie “Wolk parameters”). Net zoals “Warmte-overdracht bodem/lucht” bepaalt de “Hoogte van de grenslaag” in belangrijke mate de “Thermieksterkte zonder eigen dalen”. Opgemerkt moet worden dat “Hoogte van de grenslaag AMSL” niet de hoogte is waar de “Thermiek Index” (TI) nul is. Deze “Thermiek Index” (TI), gebaseerd op vele eenvoudige criteria, wordt ookwel gebruikt voor de hoogte van de grenslaag. In plaats hiervan gebruikt het BLIPMAP model meer verfijndere criteria voor de hoogte van de grenslaag gebaseerd op zogenaamde turbulente fluxes. Tenslotte geldt dat wanneer de grenslaagmenging het gevolg is van scheringsturbulentie, door sterke hoogtewinden, deze parameter niet bruikbaar is voor thermiekvliegers. Meer informatie
Hoogte van de grenslaag AGL (Boundary Layer Depth, dbl)                 
De hoogte van de grenslaag boven grondniveau in meters (“Hoogte van de grenslaag AMSL” minus grondniveau). Deze parameter wordt ook de “diepte van de grenslaag” of de “Thermiekhoogte zonder eigen dalen AGL” genoemd. Als de gemiddelde grondniveaus in verschillende richtingen sterk variëren geeft deze parameter aanwijzingen over welke vliegrichting betere thermiek(hoogte) omstandigheden toestaat. Hier geldt dezelfde toelichting en voorbehouden als genoemd onder de ”Hoogte van de grenslaag AMSL”. Meer informatie
Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 0,9 m/s eigen dalen AMSL (Height of Critical Updraft Strength 175fpm, experimental1)                 
De hoogte boven zeeniveau waarop de gemiddelde (droge) thermieksterkte minder wordt dan 0,9 m/s in meters. Aan zweefvliegers (zonder water) biedt de thermiek dan geen winst meer omdat het eigen dalen groter is dan de thermieksterkte. Hier geldt dezelfde toelichting en voorbehouden als genoemd onder de ”Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AMSL”.
Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AMSL (Height of Critical Updraft Strength, hwcrit)                 
De hoogte boven zeeniveau waarop de gemiddelde (droge) thermieksterkte minder wordt dan 1,15 m/s in meters. Aan zweefvliegers (met water), delta- en schermvliegers biedt de thermiek dan geen winst meer omdat het eigen dalen groter is dan de thermieksterkte. Deze parameter geeft betere kwantitatieve hoogten voor de maximum wolkenloze thermiekhoogte dan de “Hoogte van de grenslaag AMSL”. Dit vooral wanneer menging resulteert uit verticale windscheringturbulentie eerder dan thermiekbellen. De thermiekverstorende werking hiervan wordt ook meegenomen. Opgemerkt moet worden dat de huidige aannamen neigen naar een onderschatting van de maximum thermiekhoogte voor droge condities. Omdat het hier over “droge” thermiekbellen gaat houdt deze parameter geen rekening met de zuigende werking van mogelijke wolken. Op dagen met wolkenthermiek levert de wolkenbasis een realistischere maat voor de bruikbare (droge) thermiekhoogte (zie de “Wolk parameters”). Meer informatie
Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AGL (Height of Critical Updraft Strength, dwcrit)                 
De hoogte boven grondniveau waarop de gemiddelde (droge) thermieksterkte minder wordt dan 1,15 m/s in meters (“Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AMSL” minus grondniveau). Hier geldt dezelfde toelichting en voorbehouden als genoemd onder de ”Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AMSL”.
Maximum (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen en wolkenbasis beperkingen AMSL (Maximum Thermalling Height including cloudbase limitations, hglider)                 
Deze parameter geeft de “Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AMSL” inclusief beperkingen van de maximum thermiekhoogte door de wolkenbasis in meters (minimum waarde van “Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AMSL”, “Cumulus wolkenbasis AMSL” en “Congestus wolkenbasis AMSL”). De stippels in lage dichtheid geven de beperkingen door de “Cumulus wolkenbasis AMSL” aan en de stippels in hoge dichtheid geven de beperkingen door de “Congestus wolkenbasis AMSL” aan.
Thermiekhoogte onzekerheid (Thermal Height Uncertainty, bltopvariab)                 
De onzekerheid/veranderlijkheid van de “Hoogte van de grenslaag AMSL” die uit meteorologische variaties kan voortvloeien in meters. Deze parameter geeft aan hoeveel hoger de “Hoogte van de grenslaag AMSL” is, als de werkelijke temperatuur op de grond 2,2 graden Celcius hoger is dan voorspeld. Des te onstabieler de atmosferische gelaagdheid is, des te sterker kleine temperatuursveranderingen op de grond kunnen leiden tot grote schommelingen in de maximale thermiekhoogte (zie “Hoogte van de grenslaag AMSL”). Hoge waarden wijzen op betere thermiek dan voorspeld over lokale “hot spots” of kleinschalige topografie die niet is opgenomen in het model. De waarden tonen ook het effect van mogelijke temperatuurvoorspellingsfouten op andere parameters. Hoge waarden wijzen op een grotere foutgevoeligheid in de voorspelde oppervlaktetemperatuur waardoor het waarschijnlijker is dat de werkelijke condities sterker afwijken van de voorspellingen. Lage waarden worden vaak veroorzaakt door de aanwezigheid van een stabiele atmosferische (inversie) laag die de thermische activiteit beperkt. Opgemerkt moet worden dat bij deze parameter alleen met kennis over de relatieve verschillen een nauwkeurige uitspraak kan worden gedaan over de voorspelling. Door eerst door observatie over langere tijd voor een bepaalde regio de “typische” variabiliteit van thermiekhoogten in de voorspelling te bepalen kan later worden nagegaan of de voorspelling voor een bepaalde dag meer of minder onzeker is dan gebruikelijk. Meer informatie
Thermieksterkte zonder eigen dalen (Thermal Updraft Velocity, wstar)                 
De gemiddelde verticale snelheid van een droog-adiabatisch stijgende thermiekbel in het midden de grenslaag zonder eigen dalen in cm/s. Om, voor blauwe thermiek, de gemiddelde waarde te krijgen die op de vario wordt aangegeven moet het eigen dalen hier nog vanaf worden getrokken. Als er convectieve wolken aanwezig zijn zal de thermieksterkte hoger zijn omdat hun zogenaamde zuigende werking niet is meegenomen. De “Thermieksterkte zonder eigen dalen” hangt sterk af van zowel de “Temperatuur” als de “Hoogte van de grenslaag AGL”. Meer informatie
Thermieksterkte met 0,9 m/s eigen dalen (Thermal Updraft Velocity 175fpm, wstar175)                 
De gemiddelde verticale snelheid van een droog-adiabatisch stijgende thermiekbel in het midden de grenslaag met 0,9 m/s eigen dalen in cm/s ("Thermieksterkte zonder eigen dalen" minus 90 cm). Hier geldt dezelfde toelichting en voorbehouden als genoemd onder de ”Thermieksterkte zonder eigen dalen”. Meer informatie
Stijgwind/Scheringsratio (Buoyancy/Shear Ratio, bsratio)                 
De mate waarin (droge) thermiekbellen opgebroken of onwerkbaar zijn in een verhoudingswaarde. Deze wordt bepaald door de verhouding van de “Thermieksterkte zonder eigen dalen” tot de sterkte van de verticale windschering in de grenslaag. De ervaring is dat thermiekbellen bij waarden van 5 of minder voor zweefvliegers niet meer bruikbaar zijn terwijl deltavliegers met nog lagere waarden kunnen stijgen. Als er convectieve wolken aanwezig zijn zullen de werkelijke verhoudingswaarden hoger zijn omdat hun zogenaamde zuigende werking niet is meegenomen. Voor het overzicht zijn alle waarden hoger dan 20 met één kleur weergegeven. Meer informatie
Thermieksterkte zonder eigen dalen en Stijgwind/Scheringsratio (Thermal Updraft Velocity & B/S ratio, wstar_bsratio)                 
Een samenstelling van de “Thermieksterkte zonder eigen dalen” in gekleurde contouren en de “Stijgwind/Scheringsverhouding” met stippels in twee verschillende dichtheden. De stippels in hoge dichtheid geven verhoudingswaarden van 0 tot 4 aan en de stippels in lage dichtheid waarden tussen de 4 en 7. Voor hogere waarden is geen raster opgenomen. De gecombineerde weergave geeft eenvoudig zicht op waar de thermiek goed of onbruikbaar (lage waarden) is. Hoewel dit laatste afhankelijk is van de ervaring van de piloot en de radius van het cirkelen. Als er convectieve wolken aanwezig zijn zullen de thermieksterkte en verhoudingswaarden hoger zijn omdat hun zogenaamde zuigende werking niet is meegenomen waardoor het thermieken eenvoudiger is.
Wind parameters:
Grondwind (Surface wind, sfcwind)                 
De snelheid en richting van de wind op 10 meter boven de grond in m/s. De snelheid is weergegeven door verschillende kleuren en de richting door stroomlijnen. Deze parameter wordt direct verkregen uit de WRF berekening en niet uit de BLIPMAP berekening.
Gemiddelde wind (Boundary Layer Average Wind, blwind)                 
De snelheid en richting van de vector-gemiddelde wind in de grenslaag in m/s. De snelheid is weergegeven door verschillende kleuren en de richting door stroomlijnen. Deze voorspelling kan misleidend zijn als er een grote verandering in de windrichting is door de grenslaag. Voor een complex windprofiel is geeneen enkel getal een adequate beschrijving. Omdat de berekening op basis van wind-vectoren geschiedt, geeft de “Grenslaag gemiddelde wind” bij duidelijke richtingsveranderingen van de wind met de hoogte het werkelijke gedrag onjuist weer (zie “Windschering”). Deze parameter is daarom alleen bruikbaar als de wind in de gehele grenslaag overwegend uit dezelfde richting waait. Meer informatie
Hoogtewind (Wind at the Boundary Layer Top, bltopwind)                 
De snelheid en richting van de wind aan de bovenkant van de grenslaag. De snelheid is weergegeven door verschillende kleuren en de richting door stroomlijnen.
Windschering (Boundary Layer Wind Shear, blwindshear)                 
De verticale verandering van de windsnelheid en -richting in de grenslaag in m/s. Ofwel de omvang van het wind-vector verschil tussen die aan de grond en aan de bovenkant van de grenslaag. Opgemerkt moet worden dat dit de verticale windschering vertegenwoordigt en geen indicatie is van zogenoemde “convergentielijnen”, die horizontale veranderingen in de windsnelheid en richting zijn. Bij hoge scheringswaarden zullen piloten tijdens het thermieken doorlopend moeten centreren om met de onregelmatig verwaaide thermiek rekening te houden. Meer informatie
Maximum op- of neerwaartse stroming (BL Convergence, wblmaxmin)                 
De maximale door stroming bepaalde op- of neerwaartse beweging in de grenslaag in cm/s. Dit is de maximum per modelrasterpunt gemiddelde extensieve op- of neerwaartse stroming binnen de grenslaag zoals gecreerd door horizontale windconvergentie. Als windstromen elkaar horizontaal tegenkomen komt het op de grens tot een heffing van luchtmassa’s (convergentie). Deze positieve convergentie wordt geassocieerd convergentie lijnen op een lokale kleine schaal. In gebieden met negatieve convergentie (divergentie) doet zich een neerwaartse beweging van de lucht voor. Hierdoor kunnen zich op geringe hoogten inversies opbouwen die de thermiekhoogte beperken. Op een onstabiele dag met hoge “CAPE”-waarden kan door de geforceerde heffing boven de convergentie onweer ontstaan. Omdat de werkelijke omvang van deze verschijnselen veel kleiner is dan die door het model(raster) wordt berekend worden alleen de sterkere stromingen voorspeld die lokaal veel sterker kunnen zijn dan voorspeld. Omdat deze voorspellingen onderheving zijn aan veel ruis moeten de gebruikers voorzichtig zijn. Met een modelresolutie van 12 km of beter worden door bepaalde terreinvormen gecreerde convergentielijnen meestal voorspeld. De bij zeewindsystemen voorkomende convergentielijnen kunnen in sterke gevallen worden voorspeld, hoewel zij het beste door modelresoluties kleiner dan 12 km zichtbaar worden. Het is niet alleen een maat voor zeewindfronten, hellingstijgwind en golf maar ook voor de vorming (locatie en richting) van (wolken)straten. Meer informatie
Hoogte van de maximum op- of neerwaartse stroming AMSL (Height at which BL Max. Up/Down Motion occurs, zwblmaxmin)                 
De hoogte boven zeeniveau waarop de “maximum op- of neerwaartse stroming” optreedt in meters.
Luchtdruk (QNH ,mslpress)                 
De luchtdruk op zeeniveau in mb. Er worden geen fronten weergegeven.
Wolk parameters:
Cumulus potentieel (Cumulus potential, zsfclcldif)                 
De kans dat zich kleine niet-uitgebreide cumulus wolken vormen in de grenslaag (“Hoogte van de grenslaag” minus de hoogte van de “Cumulus wolkenbasis” ofwel “Hoogte van de grenslaag” minus de hoogte van de te verwachte condensatieniveaus van een opstijgende thermiekbel (surface-based Lifting Condensation Level (LCL)). Des te positiever het potentieel is (>0), des te waarschijnlijker dat thermiekwolken verschijnen. Het is een maat voor hoe hoog de cumulus wolken zelf zijn. Hierdoor kunnen marginale blauwe dagen of wanneer er grote torende cumulus wolken met grote schaduwplekken ontstaan worden herkend. Het is mogelijk dat de drempelwaarde groter dan nul is voor jouw locatie dus empirische evaluatie is geadviseerd. Als de uitkomst negatief is ligt het condensatieniveau boven de “Hoogte van de grenslaag” waardoor er zich geen wolken vormen. Toch kunnen er wolken ontstaan bij negatieve waarden als de lucht wordt opgetild over de aangegeven verticale afstand door opstroming over een kleine helling die niet in het model is opgenomen door de hierin afgevlakte terreintopografie. Meer informatie
Cumulus wolkenbasis AMSL (Cumulus Cloudbase (LCL), zsfclcl)                 
De wolkenbasishoogte van kleine niet-uitgebreide cumulus wolken in de grenslaag in meters AMSL. Deze wordt berekend op basis van het watergehalte (vochtigheid) van een luchtpakketje dicht bij de grond, dat als thermiekbel opstijgt. De condensatie treedt bij de zogenaamde surface-based Lifting Condensation Level (LCL) op, als de opstijgende lucht zover afgekoeld is, dat de dauwpuntstemperatuur binnen in de thermiekbel bereikt wordt. Deze is gebaseerd op de surface mixing ratio en is daarom alleen relevant voor kleine wolken. De werkelijke wolkenbasis zal vaak iets hoger liggen dan de voorspelde waarde (zie “meer informatie” hieronder). Dit omdat de thermiekbel zich bij het opstijgen reeds met drogere lucht doormengd, waardoor het dauwpunt pas op grotere hoogte wordt bereikt. De voorspelde thermiekwolkenbasis zou men daarom eerder als een onderschatting moeten beschouwen. Meer informatie
Cumulus met wolkenbasis AMSL (Cumulus Cloudbase where CuPotential>0, zsfclclmask)                 
De "Cumulus wolkenbasis AMSL" voor locaties waar de "Cumulus potentieel" positief is in de grenslaag in meters AMSL. Dit als de drempelwaarde voor de "Cumulus potentieel" empirisch bepaald voor jouw locatie ongeveer gelijk is aan de theoretische waarde van nul. Voor locaties waar de werkelijke drempelwaarde groter is dan nul, zoals vaak het geval is, geeft deze figuur een overschatting van omvang van het cumulus gebied. Deze parameter geeft een overzicht van regio.s met geen of blauwe thermiek en die met wolkenthermiek. De grenzen hiertussen zijn in de praktijk niet zo scherp als voorspeld. Het gebruik van "Cumulus potentieel" > 0 laat vaak niet de gevoeligheid van de situatie zien, bijvoorbeeld als voor grote gebieden het potentieel tussen de 0 en 1 ligt kan dit betekenen dat er geen wijdverspreide cumulusvelden zijn terwijl die duidelijk naar voren komen op de "Cumulus met wolkenbasis AMSL" kaart. Daarom is met stippels het gebied aangegeven waar de "Cumulus potentieel" tussen de -300 en +300 meter ligt. Hierdoor kan de hoeveelheid cumulus beter worden ingeschat wanneer de condities niet zo goed zijn als voorspeld. Dit betekent dat in de gebieden met stippels toch wel of toch geen cumulus wolken kunnen ontstaan en dat de gebieden zonder stippels vrij zeker, ofwel minder gevoelig voor onzekerheden, in de voorspelling zijn. Bepaalde patronen, zeker bij resoluties niet groter dan 4 km, kunnen duiden op wolkenstraten maar "Maximum op- of neerwaartse stroming" is hiervoor een betere indicator.
Congestus potentieel (OvercastDevelopment Potential, zblcldif)                 
De kans dat zich uitgebreide wolken (bedekking/uitspreiding) vormen bij de bovenkant van de grenslaag (“Hoogte van de grenslaag” minus de hoogte van de BL-based CL (zie “Congestus wolkenbasis”) welke een BL-gemiddelde vochtigheid gebruikt. Des te positiever het potentieel is (>0), des te waarschijnlijker dat uitgebreide bedekking door wolken ontstaat en uitspreiding optreedt. Het is een maat voor hoe hoog de congestus wolken zelf zijn. Hierdoor kan wanneer er grote torende congestus wolken met grote schaduwplekken ontstaan worden herkend. Toch kan deze overontwikkeling optreden bij negatieve waarden als de lucht wordt opgetild over de aangegeven verticale afstand door opstroming over een kleine helling die niet in het model is opgenomen door de hierin afgevlakte terreintopografie. In andere woorden, grotere wolken kunnen ook bij een negatieve congestus-potentieel ontstaan, wanneer er door kleine lokale terreinhoogte verschillen, die niet in het model opgenomen zijn, tot een nadrukkelijke heffing van luchtmassa’s komt. Voor het overzicht zijn alle waarden lager dan -10,000 met één kleur weergegeven. Meer informatie
Congestus wolkenbasis AMSL (OvercastDevelopment Cloudbase (BL CL), zblcl)                 
De wolkenbasis van uitgebreide wolken (bedekking/uitspreiding) in de grenslaag in meters AMSL. Deze BL CL (condensatie niveau) is gebaseerd op de gemiddelde vochtigheid door de grenslaag en is daarom relevant alleen voor uitgebreide wolken. Meer informatie
Congestus met wolkenbasis AMSL (OvercastDevelopment Cloudbase where ODpotential>0, zblclmask)                 
De "Congestus wolkenbasis AMSL" voor locaties waar de "Congestus potentieel" positief is in de grenslaag in meters AMSL. Dit als de drempelwaarde voor de "Congestus potentieel" empirisch bepaald voor jouw locatie ongeveer gelijk is aan de theoretische waarde van nul. Voor locaties waar de werkelijke drempelwaarde groter is dan nul, zoals vaak het geval is, geeft deze figuur een overschatting van omvang van het congestus gebied. Deze parameter geeft een overzicht van regio.s met en zonder congestus wolken. De grenzen hiertussen zijn in de praktijk niet zo scherp als voorspeld. Het gebruik van "Congestus potentieel" > 0 laat vaak niet de gevoeligheid van de situatie zien, bijvoorbeeld als voor grote gebieden het potentieel tussen de 0 en 1 ligt kan dit betekenen dat er geen wijdverspreide congestusvelden zijn terwijl die duidelijk naar voren komen op de "Congestus met wolkenbasis AMSL" kaart. Daarom is met stippels het gebied aangegeven waar de "Congestus potentieel" tussen de -300 en +300 meter ligt. Hierdoor kan de hoeveelheid congestus beter worden ingeschat wanneer de condities niet zo goed zijn als voorspeld. Dit betekent dat in de gebieden met stippels toch wel of toch geen congestus wolken kunnen ontstaan en dat de gebieden zonder stippels vrij zeker, ofwel minder gevoelig voor onzekerheden, in de voorspelling zijn.
Expliciete wolkenbasis AGL (BL Explicitly-predicted CloudWater, blcwbase)                 
Gebruik van deze parameter is hoofdzakelijk bedoeld voor de ontwikkelaar van RASP BLIPMAP. Dit is de wolkenbasis boven grondniveau van uitgebreide wolken in meters. Deze is gebaseerd op de door het model voorspelde vorming van wolkwater, zijnde de laagste hoogte waarop de voorspelde wolkwater dichtheid boven een bepaalde waarde is binnen de grenslaag. In theorie zou het bruikbaar kunnen zijn voor het voorspellen van congestus ontwikkeling binnen de grenslaag omdat het uitgebreide of uitgespreide bewolking voorspeld. Dit wil zeggen wanneer van wolken in de grenslaag wordt voorspeld dat zij het volledige model gridcel volume zullen beslaan. Hoewel, de waarde die wordt gebruikt om de aanwezigheid van wolken aan te duiden is problematisch omdat geen enkele waarde betrouwbaar onderscheid maakt tussen “mist” en “wolk” concentraties. Deze parameter is nog niet geverifieerd met werkelijke condities – vergelijking met vliegobservaties is nodig om zijn bruikbaarheid te evalueren.
Wolkenbedekking (BL Cloud Cover, blcloudpct)                 
De wolkenvormingssterkte ofwel bedekkingsgraad in de grenslaag in %. Dit ter aanvulling of vervanging van de “absolute zonne-instraling” en “relatieve zonne-instraling” voor de bedekkingsgraad door verschillende soorten bewolking. Omdat bij de berekening van deze parameter een zeer eenvoudige samenhang tussen de maximale relatieve vochtigheid en de bedekkingsgraad in de grenslaag wordt verondersteld kunnen bij nauwkeurigheid van deze voorspelling vraagtekens worden gezet. Andere meteorologen gebruiken hem en het is beter dan niets. De combinatie met andere wolkenparameters zoals de cumulus-potentieel en de congestus-potentieel kan desondanks waardevolle aanwijzingen opleveren. Opgemerkt moeten worden dat omdat de “Wolkenbedekking”, het “Cumulus potentieel” en de “Congestus wolkenbasis” gebaseerd zijn op fundamenteel verschillende modelvoorspellingen – respectievelijk de voorspelde maximale vochtigheid in de grenslaag, de vochtigheid bij de grond, en de gemiddelde vochtigheid door de grenslaag (expliciete wolken-water voorspelling) – kunnen enigszins verschillende voorspelde resultaten opleveren. De “Cumulus potentieel” kan bijvoorbeeld op wolkenvorming wijzen terwijl de “Wolkenbedekking” blauwe thermiek doet vermoeden of omgekeerd.
Dauwpunt (Surface Dew Point Temperature, sfcdewpt)                 
De dauwpuntstemperatuur op 2 meter boven de grond in graden Celcius. Een vergelijking met de door de weerstations gemeten dauwpuntstemperatuur geeft een indicatie van de modelnauwkeurigheid. Als de werkelijk gemeten dauwpuntstemperaturen bijvoorbeeld beduidend lager zijn dan de modelwaarden, dan zal de wolkenvorming in de grenslaag minder zijn dan voorspeld. Deze parameter wordt direct verkregen uit de WRF berekening en niet uit de BLIPMAP berekening.
CAPE (CAPE, cape)                 
De atmosferische (in)stabiliteit in J/kg. De Convective Available Potential Energy beinvloedt de vorming van grotere convectiewolken (overontwikkeling) boven de grenslaag. Hogere waarden wijzen op een grotere potentiele instabiliteit waardoor de opwaartse snelheid binnen hoog reikende convectiewolken wordt versterkt en de waarschijnlijkheid dat zich onweersbuien ontwikkelen toeneemt. Opgemerkt moet worden dat regio’s met lage CAPE waarden niet automatisch gevrijwaard zijn van onweer. Onweerswolken kunnen met de wind mee getransporteerd worden naar gebieden met lagere CAPE waarden. Hierdoor kunnen zich explosieve onweersbuien ontwikkelen in regio’s waar, naast hoge CAPE waarden, ook hoge convergentie waarden (hoge “Grenslaag maximum op- of neerwaartse stroming” waarden) voorkomen. Meer informatie
Neerslag (1 hr Accumulated Rain, rain1)                 
Geaccumuleerde neerslag over het afgelopen uur in mm’s. Omdat deze parameter een voorspelling voor het voorgaande uur vereist is het niet mogelijk om deze parameter weer te geven tot 1 uur na de eerste voorspelling van de dag.
Golf/Hogere lagen parameters:
Verticale snelheid op 850/700/500mb (Vertical Velocity at 850/700/500mb, press850, press700, press500)                 
De verticale snelheid op een constant drukniveau, plus windsnelheid/richtingsvanen. De 850/700/500 mb drukniveaus zijn ongeveer op 1500/2500/5800 meter AMSL. Zulke opwaartse bewegingen kunnen worden veroorzaakt door berggolf of grenslaag convergentie. Een witte onderbroken rechte lijn vertegenwoordigt de locatie van het zijaanzicht dat wordt gebruikt voor de “Verticale snelheid zijaanzicht door verticale snelheidsmaximum” parameter omdat het de bedoeling is om deze parameters in combinatie te gebruiken. Deze parameter wordt direct verkregen uit de WRF berekening en niet uit de BLIPMAP berekening.
Verticale snelheid zijaanzicht door verticale snelheidsmaximum (Vertical Velocity Slice through location of Max. Vertical Velocity at wind-parallel angle, boxwmax)                 
Een verticaal zijaanzicht die de verticale snelheid (kleuren) en de potentiele temperatuur (lijnen) aangeeft, bedoeld om te helpen bij het analyseren van het voorkomen van sterke opwaartse beweging. Het zijaanzicht is gemaakt door de locatie van de maximale verticale snelheid die is gevonden op een hoogte van ongeveer 1500 meter AGL over een domein, welke de buitenrand van het domein uitsluit (de waarde van dat maximum en zijn locatie is gegeven in een subtitel van de figuur). Het zijaanzicht is parallel aan de windrichting op die hoogte en is afgebeeld als een witte onderbroken lijn op de “Verticale snelheid op 850/700/500 mb” parameter figuren (met links-rechts op het zijaanzicht altijd zijnde links-rechts op de plan view is). Berggolf voorspellingen kunnen het best worden gemaakt gebruikmakend van resoluties niet groter dan 4 km, dit omdat een groffer grid over het algemeen golven niet nauwkeurig oplost. Berggolven neigen een schuine stand richting de bovenwind aan te nemen met de hoogte, terwijl grenslaag convergenties grond-gebaseerd en verticaal georienteerd zijn. Deze parameter wordt direct verkregen uit de WRF berekening en niet uit de BLIPMAP berekening. Meer over verschil tussen golf en convergentie
Temp en locatie parameters:
Plaatsnaam of vliegveld (Sounding nr., Afkorting)                 
De SkewT*LogP temp grafiek voor en of de locatie van een plaats of vliegveld.
Overige parameters:
Terreinhoogte (Ground level, ter)                 
De terreinhoogte in verschillende stapgrootte in meters.
Experimenteel:
Potentiele vliegafstand (Potential Flight Distance, pfdtot)                 
De potentiele vliegafstand over de berekende weersvoorspellingsperiode voor een Discus met 100 liter waterballast in kilometers. Hierbij is de "Thermieksterkte zonder eigen dalen" minus 1,15 m/s (bij benadering het eigen-dalen met water in de bocht) gebruikt als de thermieksterkte. Deze thermieksterkte en een Discus polaire (met 100 liter water) zijn gebruikt om met Reichmann's formules de gemiddelde overlandsnelheid, ofwel de vliegafstand, te berekenen per half uur. Vervolgens zijn deze opgeteld over de dag. Hierbij zijn geen weerscorrecties toegepast. Correcties die hadden kunnen worden toegepast zijn: het aftrekken van 0,4 m/s van de thermieksterkte om rekening te houden met tegenwind en of een bepaalde drempelwaarde, het halveren van de vliegafstand bij blauwe thermiek, het voor iedere achtse bewolking boven de 4/8 de vliegafstand met 25% te verminderen, als thermieksterkte 0 aanhouden bij een cumulus wolkenbasis onder de 700 meter en als thermieksterkte 0 aanhouden bij blauwe thermiek met een basis onder de 900 meter. Uit enkele OLC-vergelijkingen kan bij een doorsnee blauwe thermiekdag rond de 50% van de berekende "Potentiele vliegafstand" worden aangehouden en bij een doorsnee dag met cumuluswolken rond de 75%. Samengevat geeft de "Potentiele vliegafstand" een eerste indruk van de vliegcondities in verschillende gebieden over de gehele dag en wordt empirische evaluatie van deze indicator geadviseerd.
Weersvoorspelling in LK8000 en XCSoar (Weather Forecast, xcsoar-rasp.dat)                 
De weersvoorspellingen, ofwel parameterwaarden, kunnen als achtergrondkaart worden weergegeven in de vluchtnavigatie programma's LK8000 en XCSoar. Hiervoor moet het bestand "xcsoar-rasp.zip" worden gedownload, hernoemd naar "xcsoar-rasp.dat" en in de juiste map worden gezet. De achtergronden zijn hierna beschikbaar via het menu "Weather". Met de "Field" instelling wordt de parameter geselecteerd. De "Time" instelling bepaald van welke voorspellingstijd de waarden worden weergegeven. Na opening van het weermenu gaat de tijdsinstelling automatisch naar de volgende meest actuele beschikbare weersvoorspelling. Welke parameter wordt weergegeven wordt linksonder in het scherm getoond. Aanvullend worden de maximum en minimum parameterwaarden uit het kaartgebied weergegeven op hun respectievelijke locaties op de kaart. Als een parameter niet beschikbaar is dan wordt de achtergrond leeg gelaten. Wanneer zij zijn berekend zijn de volgende parameters beschikbaar als achtergrond: "Thermieksterkte zonder eigen dalen", "Gemiddelde wind", "Hoogte van de grenslaag AMSL", "Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AGL", "Wolkenbedekking", "Temperatuur", "Bruikbare (droge) thermiekhoogte met 1,15 m/s eigen dalen AMSL" en "Maximum op- of neerwaarste stroming". Met "Terrain" wordt de oorspronkelijk gebruikte achtergrond weergegeven.